Transiteiland

Mensen op doorvoer schreven een groot deel van de geschiedenis van dit stadseiland. Vluchtelingen, immigranten, nieuwkomers, vertrekkers, gelukszoekers, afscheidnemers, toekomstdromers, fantasten, schipbreukelingen, verschoppelingen, illegalen, emigranten en landverhuizers, allemaal lieten ze een verhaal achter.

Migranten uit heel Europa trokken tussen 1873 en 1934 naar Antwerpen voor de overtocht met een van de schepen van Red Star Line, die aanmeerden in de Rijnkaai. Omdat de rederij de terugreis moest betalen voor op Ellis Island afgewezen emigranten werd er streng gecontroleerd op de immigratiewet ( ‘geen idioten, kreupelen, besmettelijk zieken, misdadigers en zwangere vrouwen’). In het gebouw links op de foto (nu het Red Star Line-museum) werden de medische controles uitgevoerd. Op naar het veelbeloofde land of anders achterblijven in het afvoerputje van het rijke Antwerpen.

’t Eilandje heette vroeger Nieuwstad. Het ligt tussen de Schelde, de Kattendijk en drie grote dokken. Als alle bruggen en sluizen openstaan, is het nog steeds een eiland.

Het eiland spelt zijn eigen gedicht. En dan bedoel ik niet het Kaaiengedicht, geschreven door Antwerpenaren, dat als een stromend schrijflint door de stad gaat. Er is een nieuwe gedicht, dat zichzelf schrijft. Al lopend, maak je een tocht langs onaffe stedelijkheid. De tijdelijkheid die volop in beweging is. Dat is het heden dat je als bezoeker geen toerist maakt, maar een ontdekker van geschilderde beelden. De beelden komen onvoorbereid op je pad, je kent ze uit geen enkele reisgids, en de rauwheid in aanbouw zal maar even blijven. Je rijgt de vele straatkunstwerken aan elkaar. Het Antwerpse Eilandje van nu staat haaks op dat van het verleden.

 

Het eiland zelf verkeert ook in transit gedurende de eeuwen. Het stadsdeel begon in de 16e eeuw als geniaal ingepolderd havendeel binnen de stadsmuren, Het groeide uit tot florissante haven tot aan het begin van de 20e eeuw, bewoog zich vanaf de jaren 1960 richting verlating en verval, en ontluikte in de 21e eeuw tot nieuwe bloei.

 

Reuzen aan de Schelde

We lopen langs kolossen uit het verleden. Er is kleur in de rij van 12, maar ze gedijen in zwart-wit, in het zware ijzer en de onmetelijke kracht van opbouw en technologisch vernuft. Monumentaal en industrieel, je voelt je als mens krimpen in hun schaduw.

Jaar in, jaar uit waren ze een spil in de bedrijvigheid van de grote haven. Ze kwamen met ijskoud dokwater tot leven. Ze knikten en ze zwoegden, het water perste door de ondergrondse stadsaderen en bereikte de ledematen van de havenkranen, die prompt in beweging kwamen. Elektrische kranen kwamen in opmars, maar tot 1974 bleven ze fier hun mannetje staan. Nu staan ze te wijzen  en te knikken naar de nieuwe haven verderop. De technologie is hen voorbij gehold.

De reuzen hebben geen namen, maar nummers. Voor de kenners maakt dat geen verschil; er spreekt bewondering, zelfs liefde voor deze museale giganten. Zo druk als het tot laat in de vorige eeuw moet zijn geweest, zo stil is het nu.